Doorgaan naar hoofdcontent

Tijdsmeting en kalender

De laatste tijd had ik het gevoel dat ik meer wou weten over tijdsmeting in de Oudheid, en voornamelijk in het Oude Rome. Men viert op 21 april, niet zo maar niets voor niets dit jaar de 2762e verjaardag van Rome en SPQR nodigde die dag in het Klein Begijnhof te Leuven dan ook zijn leden uit om getuige te zijn van de jaarlijkse Romulus prijs, welke dit jaar te beurt viel aan Guido Cuyt (voor zijn jarenlange inzet als voorzitter van de AVRA, de Antwerpse Vereniging voor Romeinse Archeologie) en een stevige drink en hapjes.

Ik had dit gevoel ook enkele dagen voordien in het Museo Nazionale Romano (Palazzo Massimo alle Terme) bij een Fasti (vorm van kalender), en herinnerde mij toen ook de reeks ROME, een BBC reeks die ook op Canvas was te zien, waar de lezer van de “acta diurna” (oorsprong van het woord journaal of dagelijkse berichten) voor een kalender stond, gelijkaardig aan deze in het Palazzo Massimo alle Terme.
Dus historici en classici, nu de moment om te reageren op deze post. Dit alles zocht ik, een economistje bijeen, en dit is dus geen evangelie. Alle reacties, suggesties, verbeteringen, fouten mogen aan de ondergetekende worden bezorgd.

Als men stelt dat Rome werd gesticht in 753 voor Christus, hoe kon men dan weten dat het 753 was als Christus nog moest geboren worden, zo hij ooit geboren is? En wat was er dan zo speciaal dat het precies 21 april moest zijn?


Altijd heeft de mensheid het nodig geacht om het begrip “tijd” te vatten en te omschrijven.

Tijd is niet meer dan de 4e dimensie, naast hoogte, diepte en lengte.

Van een gebeurtenis zegt men dat deze na of voor een andere gebeurtenis plaatsvindt. Elke gebeurtenis vindt plaats op een tijdstip.

Daarnaast kan bepaald worden hoe lang een gebeurtenis na een andere plaatsvindt. Het betreft dan de tijdsduur tussen twee tijdstippen.

Tijd is het begrip waarmee deze volgorde en duur worden beschreven.

En uiteindelijk gaat men dit doen tegenover een referentiekader. In onze westerse cultuur is het daarom gebruikelijk deze tijdsmeting te doen met als referentiepunt de zogezegde “geboorte van Christus”.

Reeds in de oudheid maakte men gebruik van de aardrotatie voor tijdmeting. Men stelt dit vast door een oriënteringspunt buiten de aarde te kiezen en zo stelt men vast wanneer de aarde een rotatie voltooid heeft. In de wetenschap dat het oriënteringspunt de rotatie deed, is het bewijs hetzelfde. De dag is voltooid als het gekozen punt voor de tweede maal een gekozen meridiaanvlak snijdt.

Het meest gebruikte was de zon, bijvoorbeeld met zonnewijzers, zodat het een zonnedag betrof. Doordat de aarde ook rond de zon draait, duurt het iets langer voordat de zon het meridiaanvlak opnieuw passeert. Ten opzichte van de verder weg geplaatste sterren kan men de werkelijke tijd meten die het duurt voordat de aarde een volledige omwenteling heeft afgelegd. Dit is de sterrendag die 23 uur, 56 minuten en 4,09 seconden duurt tegenover de zonnedag van 24 uur. Maar niet altijd en zeker niet bij de Romeinen werd de uurtelling gebruikt zoals wij dat doen.

Bij de tijdmeting gaat men één dag ordenen ! Bij de kalender gaat men de opeenvolging van de dagen ordenen, in weken, maanden, seizoenen en jaren, enz.

Wij ordenen nu onze tijd met de atoomklok en zijn wij zo ingetreden in de “internationale atoomtijd (TAI)”, waarbij zelf de definitie van de seconde werd herzien en niet meer 1/86400 van een dag is maar de overgang tussen de twee hyperfijnenergieniveaus van de grondtoestand van een cesiumatoom 133 in rust bij een temperatuur van 0° Kelvin.

De Romeinen waren simpeler. Een dag (24 uren) werd verdeeld in twee: de dag (de klare uren) en de nacht (de donkere uren). En elk deel werd verdeeld in 12. Het uur van de klare delen varieerde in feite tussen 45 minuten (bij de winterzonnewende) en 75 minuten (bij de zomerzonnewende). De zonnewende (Latijn: solstitium oftewel zonnestilstand) voor wie dit niet weet is de gebeurtenis waarbij de zon, vanuit de aarde gezien, de meest noordelijke of zuidelijke positie bereikt. Op aarde wordt deze positie gemarkeerd door de keerkringen.

De nacht werd zoals gezegd ook verdeeld in 12, varieerde omgekeerd evenredig met de dagindeling, en werd gegroepeerd per 3 om de wachtronden te bepalen.

Een weekcyclus werd gebaseerd op het ritme van de markten, bestond uit 9 dagen, 7 werkdagen, een marktdag en een feestdag. Op een feestdag was het verboden om een nieuw werk aan te vangen, maar het werd gedoogd om een aangevangen taak af te maken. Je kon dus met andere woorden bijvoorbeeld sla uit je tuin halen, maar je mocht er geen prei planten, voor zover sla en prei bestonden. En als je “zondigde” dan waren er ook al regeltjes om je in orde te stellen tegenover de goden door “offers” en de litteratuur vermeld dat met het offeren van een zwijn, je onmiddellijk kon zaaien, oogsten en schapen scheren.

De maanden werden ingedeeld volgens de maancyclussen doorspekt met offerdagen die verricht dienden te worden op de Iden, de Calendae, en de Nonae. En het jaar begon zeker niet in januari en dit is nog steeds duidelijk in de namen van de maanden zoals zij nu nog bestaan. Als september (dit is de zevende maand) en oktober (dit is de achtste maand), dan moet maart de eerste maand van het jaar geweest zijn. En inderdaad :

Het valt dus op dat er soms een maand “Intercalaris” werd “tussengevoegd” om op regelmatige tijdstippen de maankalender aan te passen aan het zonnekalender, iets wat wij nu nog doen met het schrikkeljaar”. Julius Caesar stelde hier een eind aan dat lezen wij tenminste in Suetonius “De Vita Caesarum – liber 1 "

Conversus hinc ad ordinandum rei publicae statum fastos correxit iam pridem vitio pontificum per intercalandi licentiam adeo turbatos, ut neque messium feriae aestate neque vindemiarum autumno conpeterent; annumque ad cursum solis accommodavit, ut trecentorum sexaginta quinque dierum esset et intercalario mense sublato unus dies quarto quoque anno intercalaretur. Quo autem magis in posterum ex Kalendis Ianuariis novis temporum ratio congrueret, inter Novembrem ac Decembrem mensem interiecit duos alios; fuitque is annus, quo haec constituebantur, quindecim mensium cum intercalario, qui ex consuetudine in eum annum inciderat.

Tweede zaak die opvalt is dat Julius Caesar het nodig vond de 5e maand van het Romeinse jaar naar hemzelf te noemen. En dat zijn opvolger Augustus dit ook eens deed voor de 6e maand naar hem te vernoemen en is het toevallig dat “zijn” maand ook 31 dagen ging bedragen, evenveel als deze van zijn voorganger?

Iden komt van “Idus” en is een Romeins begrip. Het betreft de dag van de volle maan en deze valt op de dertiende of de vijftiende van een maand in het Romeinse kalendersysteem. In de maanden januari, februari, april, juni, sextilis (augustus), september, november en december vallen de Iden op de dertiende. In de maanden maart, mei, quinctilis (juli) en oktober is het de vijftiende van de maand. Julius Caesar werd vermoord op de Idus van maart 44 v.Chr., dus op de vijftiende maart van het jaar 44 v.Chr.

Calendae is de eerste dag van de maand van een Romeinse naam. Het is de afroepdag, op de calendae werd afgekondigd of de nonae op de vijfde of op de zevende dag vielen. En nu kennen jullie ook de oorsprong of de etymologie van dit woord "kalender".

Nonae zijn de negende dagen vóór de Iden (inclusief) van een Romeinse maand. Voor de maanden maart, mei, juli en oktober betekent dit de zevende dag, voor januari, februari, april, juni, augustus, september, november en december is dit de vijfde dag.

Het jaar of beter gezegd de jaartelling Ab Urbe Condita (Latijn: "Vanaf de Stichting van de Stad") of Anno Urbis Conditae (Latijn: "in het Jaar van de Stichting van de Stad"), in beide gevallen afgekort tot AUC, telt de kalenderjaren sinds de stichting van Rome. Deze vond volgens de overlevering plaats in 753 v.Chr. De hiervoor vermelde moord op Julius Caesar zou volgens de Romeinse jaartelling hebben plaatsgevonden gevonden in AUC 710. Maar evenmin als de christelijke jaartelling bestond de AUC jaartelling in werkelijkheid nog niet in de Romeinse oudheid. De jaren werden aangegeven door de namen te vermelden van degenen die in dat jaar consul waren.

En het antwoord op de vette vraag : dit alles weten wij omdat Marcus Terentius Varro (116 - 27 v. Chr.) dit zo in een van zijn werken heeft neergeschreven.

Leo.

Reacties

  1. Knap en bijzonder interessant ... zo heb ik weer wat bijgeleerd sè. En dat van een economistje ;-).

    Zo zie je maar dat er miljoene interessante onderwerpen zijn, maar dat als je je er even achter zet, je toch heel wat leuke informatie kan terugvinden. Zo ook over het feit of Jezus nu een historisch figuur is of niet ...

    By the way, ik dacht dat 'nonae' het meervoud was van nonna en dus een groep dames die niets liever doen dan hun kleinkinderen verwennen. Ik zat er dus toch wel even vanaf, maar bon.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

De ontvoering van Proserpina.

Enkel voor dit beeld van Gian Lorenzo Bernini (1598-1680) zou ik naar Rome gaan. Iedereen heeft wel zo'n beeldhouwwerk welk hij graag op zijn kast zou hebben of in zijn living staan. Sommigen zullen kiezen voor de David, Mozes of de Pietà (Michelangelo), anderen voor werk van Rodin of Meunier, enkelingen houden het bij Begga D'Haese. Ik dus niet. Proserpina is de Romeinse Persephone. Ik kan er uren naar kijken, de gaafheid van de sculptuur, de kleur van het marmer, de vingerafdrukken van de ontvoerder in de dijen van het ontvoerde meisje (ja, meisje, eerder een jonge dame naar de vormen te oordelen), de radeloosheid in de blik van Proserpina. Maak van een volgend bezoek aan Rome zeker eens het voornemen om Proserpina met een bezoek te vereren in de Galleria Borghese, waar nog veel anders schoons staat. En niet vergeten om je tickets op voorhand online te bestellen of je komt er niet in ! Persephone (Grieks: Περσεφονεια, Persefoneia) is in de Griekse mythologie

Het geheim van Montségur

Auteur: Sophy Burnham, Oorspronkelijke titel : The Treasure of Montségur Eerste uitgave : 2003 Het verhaal speelt zich ergens af tussen 1209, wanneer de stad Beziers in de as wordt gelegd en 1243 waneer het beleg van Montségur plaats vindt. De auteur vertelt deze zoveelste dwaze godsdienstvervolging via de romanfiguur Jeanne, een meisje van 2 à 4 jaar die rond het verwoeste Béziers rondloopt in een bebloed kleedje. Zij wordt opgenomen door vrouwe Esclarmonde die haar als een dochter opvoedt, volgens de levenswijze der katharen. Op haar dertiende begaat zij een “wandaad” en wordt ze naar Montségur gestuurd, waar ze strenger onderricht krijgt. Ondertussen maakt de Inquisitie jacht op de katharen, met totale uitroeiing als doel. Jeanne raakt betrokken bij het verzet en strijdt voor vrijheid, samen met haar grote liefde William, de echtgenoot van haar beste vriendin. In 1243 belegeren de Fransen het fort Montségur waar de elite van de kathaarse kerk samen met een garnizoen nog gedurende t