Auteur Richard Dübell
Originele titel : Die Teufelsbibel
Eerste uitgave : 2007
Jullie hebben op het volgende boek echt moeten wachten. Reden : het volume van het boek, anders wat minder tijd gehad. Een kanjer van 559 bladzijden is niet zo handig om in bed te lezen en daar raak je al van vermoeid om het vast te houden en daarbij komt dan nog de "vaak".
Originele titel : Die Teufelsbibel
Eerste uitgave : 2007
Jullie hebben op het volgende boek echt moeten wachten. Reden : het volume van het boek, anders wat minder tijd gehad. Een kanjer van 559 bladzijden is niet zo handig om in bed te lezen en daar raak je al van vermoeid om het vast te houden en daarbij komt dan nog de "vaak".
Om even te situeren !
'De Duivelsbijbel' geldt als het grootste geschrift ter wereld, 112 bij 92 centimeter. Het is geschreven op 640 pagina’s perkament. Het boek weegt maar liefst 75 kilo. Alles bij elkaar goed voor een bijnaam: 'Codex Gigas'.
Het boek heeft een houten kaft. In totaal zijn 624 pagina's van de oorspronkelijke 640 pagina's goed bewaard gebleven. De pagina's zijn verdeeld over 320 vellen gemaakt van koeienleer - volgens andere bronnen ezelsleer - van 160 verschillende dieren. In de Codex zijn veel gekleurde afbeeldingen opgenomen. Acht van deze 320 vellen met daarop 16 pagina's tekst zijn om onduidelijke reden verwijderd. Waarschijnlijk bevatten deze ontbrekende pagina's de Regula Benedicti, de kloosterregel van de benedictijnen.
De eigenlijke naam dankt dit geschrift aan de paginagrote afbeelding van de duivel op één van de binnenbladzijden. Het middeleeuwse manuscript zou tegen het einde van de twaalfde eeuw zijn ontstaan in het klooster van Podlazice in Bohemen, een vandaag de dag vrijwel vergeten oord op drie uur (auto)rijden van Praag. Volgens een legende het werk van een monnik, die daarvoor werd ingemetseld in een kloostercel, waarna de duivel hem het 'heilige boek' zou hebben gedicteerd. Met andere woorden: levensgevaarlijk.
De codex is geschreven in het Latijn en bevat onder andere de complete Bijbel, de Etymologiae van Isidorus van Sevilla, de Oudheid van de Joden van Flavius Josephus, een necrologium, enkele traktaten, magische formules, plaatselijke bescheiden en een lijst met de namen van broeders in het klooster van Podlažice.
Om die angst voor de 'Codex Gigas' draait het allemaal in 'De Duivelsbijbel' zoals de titel luidt van een bijzondere historische thriller van Richard Dübell. Deze roman zou het eerste deel van een drieluik worden, waarvan ondertussen het tweede 'hoofdstuk' uitkwam, 'Die Wächter der Teufelsbibel', terwijl van het slot de titel vaststaat: 'Die Erbin der Teufelsbibel'. Wanneer de vertaling van het eerste deel een verkoopsucces wordt, zal de Nederlandse uitgever De Fontein die vervolgens vermoedelijk ook laten verschijnen.
Naar verluidt zou een benedictijner monnik als boetedoening beloofd hebben in één nacht alle kennis van de mensheid op te schrijven. Toen hij zich realiseerde dat dit een onmogelijke opgave was, besloot hij een pact met de duivel te sluiten om het werk te klaren. Zdenek Uhlir, een deskundige op het gebied van middeleeuwse manuscripten, denkt dat de codex inderdaad door een benedictijner monnik uit een klooster in Podlažice (een stad op ongeveer 100 kilometer van Praag) geschreven is in de dertiende eeuw, maar dat het werk in werkelijkheid tien tot twaalf jaar heeft gevergd, maar volgens andere bronnen heeft het uitlijnen, schrijven en versieren van de Codex Gigas zeker 25 tot 35 jaar geduurd. Wat wel opvalt is dat de schrijfstijl steeds hetzelfde is en dat de Codex in zijn geheel door één schrijfhand is geschreven. Ook is de samenstelling van de inkt over het gehele boek vrijwel constant.
Na de vervaardiging heeft de codex waarschijnlijk geruime tijd in het klooster van Podlažice gelegen, totdat het klooster in de 15e eeuw vernietigd werd. Van 1477 tot 1593 maakte de codex deel uit van de bibliotheek van het klooster in Broumov, waarna het in 1594 naar Praag verhuisde om een onderdeel van de verzameling van Rudolf II te worden. In 1648 werd het boek door Zweedse troepen als oorlogsbuit meegenomen uit de Burcht van Praag. Vanaf 1649 maakt het boek onderdeel uit van de Zweedse Koninklijke Bibliotheek in Stockholm.
Het boek heeft een houten kaft. In totaal zijn 624 pagina's van de oorspronkelijke 640 pagina's goed bewaard gebleven. De pagina's zijn verdeeld over 320 vellen gemaakt van koeienleer - volgens andere bronnen ezelsleer - van 160 verschillende dieren. In de Codex zijn veel gekleurde afbeeldingen opgenomen. Acht van deze 320 vellen met daarop 16 pagina's tekst zijn om onduidelijke reden verwijderd. Waarschijnlijk bevatten deze ontbrekende pagina's de Regula Benedicti, de kloosterregel van de benedictijnen.
De eigenlijke naam dankt dit geschrift aan de paginagrote afbeelding van de duivel op één van de binnenbladzijden. Het middeleeuwse manuscript zou tegen het einde van de twaalfde eeuw zijn ontstaan in het klooster van Podlazice in Bohemen, een vandaag de dag vrijwel vergeten oord op drie uur (auto)rijden van Praag. Volgens een legende het werk van een monnik, die daarvoor werd ingemetseld in een kloostercel, waarna de duivel hem het 'heilige boek' zou hebben gedicteerd. Met andere woorden: levensgevaarlijk.
De codex is geschreven in het Latijn en bevat onder andere de complete Bijbel, de Etymologiae van Isidorus van Sevilla, de Oudheid van de Joden van Flavius Josephus, een necrologium, enkele traktaten, magische formules, plaatselijke bescheiden en een lijst met de namen van broeders in het klooster van Podlažice.
Om die angst voor de 'Codex Gigas' draait het allemaal in 'De Duivelsbijbel' zoals de titel luidt van een bijzondere historische thriller van Richard Dübell. Deze roman zou het eerste deel van een drieluik worden, waarvan ondertussen het tweede 'hoofdstuk' uitkwam, 'Die Wächter der Teufelsbibel', terwijl van het slot de titel vaststaat: 'Die Erbin der Teufelsbibel'. Wanneer de vertaling van het eerste deel een verkoopsucces wordt, zal de Nederlandse uitgever De Fontein die vervolgens vermoedelijk ook laten verschijnen.
Naar verluidt zou een benedictijner monnik als boetedoening beloofd hebben in één nacht alle kennis van de mensheid op te schrijven. Toen hij zich realiseerde dat dit een onmogelijke opgave was, besloot hij een pact met de duivel te sluiten om het werk te klaren. Zdenek Uhlir, een deskundige op het gebied van middeleeuwse manuscripten, denkt dat de codex inderdaad door een benedictijner monnik uit een klooster in Podlažice (een stad op ongeveer 100 kilometer van Praag) geschreven is in de dertiende eeuw, maar dat het werk in werkelijkheid tien tot twaalf jaar heeft gevergd, maar volgens andere bronnen heeft het uitlijnen, schrijven en versieren van de Codex Gigas zeker 25 tot 35 jaar geduurd. Wat wel opvalt is dat de schrijfstijl steeds hetzelfde is en dat de Codex in zijn geheel door één schrijfhand is geschreven. Ook is de samenstelling van de inkt over het gehele boek vrijwel constant.
Na de vervaardiging heeft de codex waarschijnlijk geruime tijd in het klooster van Podlažice gelegen, totdat het klooster in de 15e eeuw vernietigd werd. Van 1477 tot 1593 maakte de codex deel uit van de bibliotheek van het klooster in Broumov, waarna het in 1594 naar Praag verhuisde om een onderdeel van de verzameling van Rudolf II te worden. In 1648 werd het boek door Zweedse troepen als oorlogsbuit meegenomen uit de Burcht van Praag. Vanaf 1649 maakt het boek onderdeel uit van de Zweedse Koninklijke Bibliotheek in Stockholm.
En nu het boek !
1572.
Het verhaal speelt tegen het einde van de zestiende eeuw. Het begint met een gruwelijke slachting in 1572 bij een klooster in Bohemen. Eén van de hoofdrolspelers verliest daarbij beide ouders. De achtjarige Andrzej von Ahrenfels is getuige van een verschrikkelijk schouwspel – tien mensen, onder wie zijn ouders, worden op brute wijze vermoord door een waanzinnige monnik met een bijl. Een zuigeling overleeft. Het klooster verbergt een van de grootste geheimen die de religieuze wereld ooit heeft gekend: de Codex Gigas, ook bekend als de Duivelsbijbel, naar verluidt met behulp van een monnik geschreven door de duivel zelf. Andrzejs vader, een alchemist, was met zijn zoon naar het klooster gereisd om het boek te stelen, maar iemand was hem voor, met catastrofale gevolgen. Andrzej weet op het nippertje te ontsnappen. 20 jaar later wordt Andrzej in Praag gevangengenomen na een diefstal, en moet hij voor de keizer verschijnen. Om zijn hachje te redden vertelt hij de keizer Rudolf von Habsburg (1552-1612), alleenheerser van het Heilige Roomse Rijk, het verhaal van zijn vaders fatale zoektocht naar de Duivelsbijbel.
Tezelfdertijd arriveert in Praag een andere jongeman, Cyprian, neef van de Weense bisschop Melchior Kheshl. In opdracht van zijn oom stelt hij alles in het werk om 'De Duivelsbijbel' als eerste op te sporen.
Is Andrzej de sleutel tot het geheim van de bergplaats van de Codex? Zijn kennis blijkt levensgevaarlijk: een mensenleven is immers een geringe prijs om te betalen voor het voortbestaan van het machtigste boek dat de wereld ooit heeft gekend. Andrzej wordt daarmee een van de speurders naar de bijbel, evenals afgezanten van de paus, die of de bijbel willen vernietigen, of de bijbel willen misbruiken. Zeven monniken bewaken het handschrift van de duivel, en gaan moord daarbij niet uit de weg. Andrzej en de zuigeling, inmiddels een jonge vrouw, komen daarmee in levensgevaar. Het christendom dreigt ten onder te gaan, en velen zoeken vertwijfeld naar een wapen waarmee ze de ondergang kunnen afwenden. Maar is er een wapen dat krachtig genoeg is om de duivel te bestrijden.
Het lijvig op historische feiten gebaseerde boek (559 pagina’s) is langdradig. Lange ingewikkelde zinnen, diep uitgewerkte levenslijnen van de verschillende actoren (fictief en historisch), beschrijvingen van steden en dorpen, het reilen en zeilen van de hofhouding in Praag, vragen doorzettingsvermogen, maar eens de helft doorworstelt wordt het toch een spannende historische thriller die zeker de moeite waard is.
Leo
1572.
Het verhaal speelt tegen het einde van de zestiende eeuw. Het begint met een gruwelijke slachting in 1572 bij een klooster in Bohemen. Eén van de hoofdrolspelers verliest daarbij beide ouders. De achtjarige Andrzej von Ahrenfels is getuige van een verschrikkelijk schouwspel – tien mensen, onder wie zijn ouders, worden op brute wijze vermoord door een waanzinnige monnik met een bijl. Een zuigeling overleeft. Het klooster verbergt een van de grootste geheimen die de religieuze wereld ooit heeft gekend: de Codex Gigas, ook bekend als de Duivelsbijbel, naar verluidt met behulp van een monnik geschreven door de duivel zelf. Andrzejs vader, een alchemist, was met zijn zoon naar het klooster gereisd om het boek te stelen, maar iemand was hem voor, met catastrofale gevolgen. Andrzej weet op het nippertje te ontsnappen. 20 jaar later wordt Andrzej in Praag gevangengenomen na een diefstal, en moet hij voor de keizer verschijnen. Om zijn hachje te redden vertelt hij de keizer Rudolf von Habsburg (1552-1612), alleenheerser van het Heilige Roomse Rijk, het verhaal van zijn vaders fatale zoektocht naar de Duivelsbijbel.
Tezelfdertijd arriveert in Praag een andere jongeman, Cyprian, neef van de Weense bisschop Melchior Kheshl. In opdracht van zijn oom stelt hij alles in het werk om 'De Duivelsbijbel' als eerste op te sporen.
Is Andrzej de sleutel tot het geheim van de bergplaats van de Codex? Zijn kennis blijkt levensgevaarlijk: een mensenleven is immers een geringe prijs om te betalen voor het voortbestaan van het machtigste boek dat de wereld ooit heeft gekend. Andrzej wordt daarmee een van de speurders naar de bijbel, evenals afgezanten van de paus, die of de bijbel willen vernietigen, of de bijbel willen misbruiken. Zeven monniken bewaken het handschrift van de duivel, en gaan moord daarbij niet uit de weg. Andrzej en de zuigeling, inmiddels een jonge vrouw, komen daarmee in levensgevaar. Het christendom dreigt ten onder te gaan, en velen zoeken vertwijfeld naar een wapen waarmee ze de ondergang kunnen afwenden. Maar is er een wapen dat krachtig genoeg is om de duivel te bestrijden.
Het lijvig op historische feiten gebaseerde boek (559 pagina’s) is langdradig. Lange ingewikkelde zinnen, diep uitgewerkte levenslijnen van de verschillende actoren (fictief en historisch), beschrijvingen van steden en dorpen, het reilen en zeilen van de hofhouding in Praag, vragen doorzettingsvermogen, maar eens de helft doorworstelt wordt het toch een spannende historische thriller die zeker de moeite waard is.
Leo
Reacties
Een reactie posten